Je kent vast wel het gezegde ‘de kogel is door de kerk‘. De oorsprong van dit gezegde is niet precies bekend, wel kan ik verklappen dat het niet in Schoonhoven was. Voor dit verhaal moet ik terug de geschiedenis in, naar 1672, het jaar dat we op school leerden kennen als het rampjaar, het volk was radeloos, redeloos, reddeloos. De Dordtenaren Johan en Cornelis de Wit werden door het Haags gepeupel gelyncht, Schoonhoven werd belegerd door de Fransen.
Het was in dat jaar, een der laatste dagen van oktober. De eerste herfststormen hadden het polderland geteisterd en de Franse belagers kregen haast. Spoedig kon de winter invallen met sneeuw en ijs. De mannen hadden daar slechte ervaringen mee. Het was nu of nooit meer dit jaar. En dus werd het zwaarste geschut aangevoerd.
Maar eigenlijk moet ik eerst nog een paar jaar terug in de geschiedenis. In de eerste jaren van de zeventiende eeuw kende Schoonhoven een bekende Nederlander. Die waren er toen ook al, BN-ers. Een Utrechter, Olivier van Noort, hij had een kroeg in Rotterdam en uiteindelijk koos hij voor de zee. Olivier van Noort was als eerste Nederlander de wereld rondgevaren, rondde door de Straat van Maghelhaen Patagonië, was in Chili, voer toen naar Indië en kwam via Kaap de Goede Hoop terug in Rotterdam. Een reis van drie jaar, hij verloor dik 200 van de 248 man, een aanvaardbaar verlies in die tijd. Hij werd in 1620 garnizoenscommandant in Schoonhoven. Nog een zeven jaar genoot hij in de stad aan de Lek van zijn faam, hij overleed in 1627 en werd in de Grote of Bartholomeuskerk begraven.
Na een lang en nuttig leven was hem de eeuwige rust gegund, de dominee had dat mooi verwoord.
Terug naar 1672. De Franse aanvaller had besloten nog een slotoffensief in te zetten. De niet al te zuiver te richten kanonnen werden nog een keer geladen. Enorme kogels werden op het stadscentrum afgevuurd. Niet zo bedoeld, maar een ervan vloog recht op de kerk af. Die kogel zou door de kerk gaan, we vertalen dat nu als de beslissing in de strijd.
Maar de Fransoos had buiten de oude waard gerekend. Er kwam een donderend geraas uit de kerk. ‘Zijn ze nu helemaal, mij was een eeuwige rustplaats beloofd! Die verstoor je niet met een kogel.’ Heer Olivier verrees uit zijn graf. Zijn stem bulderde over de stad en weerkaatste over de rivier. En hij stopte de kogel, met zijn linkerhand, net voor hij door de muur, door de kerk zou gaan. De Fransen schrokken, zagen wat er gebeurde en sloegen op de vlucht. Een stad die door een geest, door de duivel beschermd werd, die was niet te overwinnen.
Heer Olivier keerde terug in zijn graf en rust nog steeds zijn eeuwige rust. De kogel rust in de zuidelijke muur, de Fransen zijn nooit meer teruggekomen, een enkele toerist daargelaten die deze geschiedenis niet kent. De deksel van Oliviers graf staat tegen de muur, men heeft hem niet meer terug kunnen leggen.
Is er meer tussen hemel en aarde? Of gewoon een verzinsel ter gelegenheid van Halloween.