mijn duim, praatje, plaatje

De laatsten zullen de eersten zijn

veldrijderAan de start

Geweldig, de ploegleider heeft me eindelijk opgesteld voor een klassieker. En wat voor een, Parijs Robeke, door het noorden van Frankrijk, over kasseistroken, de hel van het noorden!
Natuurlijk, daar doe je het voor als jonge renner. Je wilt de grote wedstrijden rijden. En voor een enkeling is het één groot feest. Zij kunnen zich met de sterksten meten. De teleurstelling is dat ze niet winnen maar ze hebben laten zien wat ze in hun mars hebben.

Na 70 kilometer

Ik ben voor de derde keer onderuit gegaan. Deze keer was het een toeschouwer, dronken kop, liep zomaar het parcours op. Nieuwe fiets vanuit de neutrale materiaalwagen, mijn ploegleiders zijn al voorbij. Ik moet het zelf maar uitzoeken. Moraal tonen is het enige wat ik nog kan doen, is ook noodzakelijk voor een eventuele contractverlenging. Proberen de eindstreep te halen binnen de toegestane marge.

Na 130 kilometer

Alles doet zeer. We zitten met een man of twintig, allemaal kansloos, op ruim een kwartier. Weer zo’n strook. Vroeger, als ik naar de televisie keek stond het publiek netjes langs de weg. Nu misschien nog wel, maar dan alleen als de kanshebbers voorbijkomen. Jeez, kuil niet gezien, daar ga ik weer. Stuurstang gebroken, ik kan het wel vergeten. Dat wordt wachten op de bezemwagen. Nou ja, een voordeel, ik sta eerder onder de douche dan de uitrijders!